Interview Eric Wien

Zoeken naar hoop in een soms hopeloze wereld 
Theaterregisseur Erik Whien brengt zwaarte en lichtheid op het toneel 

Interview door Irene van der Meulen / verschenen in het jubileummagazine ter ere van het 150-jarig bestaan van Stadsschouwburg De Harmonie in Leeuwarden 

In de komende maanden brengt de Nederlandse theaterregisseur Erik Whien twee stukken op de planken. Een klassieker van Samuel Beckett: Wachten op Godot bij Het Nationale Theater. En een gloednieuw stuk uit New York van Samuel D. Hunter: A Case for the Existence of God bij Theater Rotterdam. De eerste is een grote productie, al vele malen geregisseerd en uitgevoerd, terwijl de tweede een klein, intiem stuk is dat nu voor het eerst buiten New York wordt gespeeld.  

Whien wordt wel dé Beckett-regisseur genoemd. Hij is een groot liefhebber van deze Ierse toneelschrijver (1906-1989) en heeft zijn belangrijkste werken geregisseerd. “Beckett durft als geen ander zware thema’s te behandelen, bijvoorbeeld de zin van het leven. Maar hij doet dat op een heel luchtige manier. Er valt ook veel te lachen.” Wachten op Godot is daar misschien wel het beste voorbeeld van. Het is bijna slapstick. Whien herkent deze dubbelheid in zichzelf: “Ik kan ook zwaar op de hand zijn en heb juist daarom die lichtheid nodig.”  

Velen zullen van Beckett en Wachten op Godot gehoord hebben. Maar waar gaat het stuk over? “Ik vind dat het de totale absurditeit van het leven laat zien. De dagen lijken soms op elkaar, handelingen lijken soms op elkaar. De twee mannen in het stuk wachten op Godot, maar hij komt niet. Morgen komt hij wel, horen ze en ze krijgen hoop. Maar ook morgen komt hij niet.” Het stuk gaat dus niet alleen over de absurditeit van het leven, maar ook over hoop, over doorgaan als het tegenzit. En daarmee wordt het opeens uiterst actueel: “Dat is het mooie van klassiekers, dat ze de tand des tijds doorstaan en opnieuw actueel kunnen zijn”, aldus Whien.  

Ook Whiens andere stuk, A Case for the Existence of God, gaat over hoop en hopeloosheid. Twee mannen ontmoeten elkaar en zijn in bijna alles tegenpolen. Op één ding na: ze hebben beiden een dochtertje dat ze dreigen te verliezen. In dit verlies vinden ze elkaar en worden ze vrienden voor het leven. In een kleine zaal zit het publiek om het podium heen en is het getuige van een anderhalf uur durend gesprek tussen beide mannen.  

“De titel spreekt over God, maar verwacht geen religieuze voorstelling”, zegt Whien. Hoewel… even later spreekt Whien met schroom over het goddelijke. “Tussen de mannen gebeurt iets moois. Er is schoonheid, troost, herkenning, medemenselijkheid. Dat wat het leven boven de chaos uittilt. Ja, dat zou je iets goddelijks kunnen noemen.” 

Ook dit nieuwe stuk is volgens Whien zwaar en geestig tegelijk. Al durft hij met zijn hand op zijn hart te beloven dat zijn stukken nooit té zwaar worden. “Maar als je naar het theater gaat, dan wil je wel dat je er iets aan hebt, toch? Als het leven soms tegenzit, dan kun je in beide stukken herkenning vinden. Maar ook hoop en veerkracht om niet op te geven. Om door te gaan. Zwaarte duwt je naar beneden. Je hebt een tegenkracht nodig, anders kom je de dag niet door soms.” Die tegenkrachten hoopt Whien ook in Alkmaar aan te boren. 

Cookies

We helpen je online graag zo goed mogelijk en gebruiken daarvoor cookies. Stel ze hier in.

[2]
[1]